Nieuwe regels nevenwerkzaamheden
In het derde deel in de serie nieuwsberichten wat betreft het wetsvoorstel ter zake de implementatie van nieuwe Europese regelgeving wordt ingezoomd op de nieuwe regels met betrekking tot nevenwerkzaamheden.
De regels in dit kader worden geïmplementeerd in artikel 7:653a van het Burgerlijk Wetboek.
Op grond van het wetsvoorstel is een beding waarbij de werkgever verbiedt of beperkt dat de werknemer buiten werktijd voor anderen of voor zichzelf arbeid verricht nietig (lees: “niet geldig”), tenzij een dergelijk beding kan worden gerechtvaardigd op grond van een objectieve reden.
Dit houdt in dat het een werknemer als hoofdregel is toegestaan buiten de overeengekomen arbeidstijd bij een andere werkgever of voor zichzelf arbeid te verrichten. Beperkingen op deze hoofdregel zijn zoals hiervoor aangegeven alleen gerechtvaardigd als daarvoor een objectieve reden aanwezig is.
Het is voor een werkgever mogelijk, maar niet noodzakelijk om de rechtvaardigingsgrond(en) op te nemen in de arbeidsovereenkomst zelf. De rechtvaardiging kan ook naderhand worden gegeven. Bijvoorbeeld als de werkgever een beroep doet op het nevenwerkzaamhedenbeding in de arbeidsovereenkomst.
Er worden in de richtlijn (betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de EU) verschillende voorbeelden genoemd van gevallen waarbij de werkgever zich kan beroepen op een (overeengekomen) verbod om voor een ander of voor zichzelf arbeid te verrichten:
- gezondheid en veiligheid;
- bescherming van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie;
- integriteit van overheidsdiensten; en
- het vermijden van belangenconflicten.
Deze lijst is niet uitputtend. Een overtreding van een wettelijk voorschrift door een werknemer zou bijvoorbeeld, aldus de toelichting op het wetsvoorstel, ook tot een rechtvaardiging kunnen leiden. Bijvoorbeeld wanneer het verrichten van arbeid voor een ander of voor zichzelf zou leiden tot overtreden van de arbeidstijdenwetgeving.
In de praktijk wordt vaak in een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen dat de werkgever toestemming moet geven voor het verrichten van arbeid voor een ander of voor zichzelf. Het weigeren van toestemming is gelet op de nieuwe regels alleen nog toegestaan als de werkgever daarvoor een beroep kan doen op een rechtvaardigingsgrond.
Let op:
Als in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het verrichten van arbeid voor een ander of voor zichzelf niet is toegestaan en daarvoor geen objectieve reden is gegeven, is het beding dus in principe nietig (niet geldig). Zoals hiervoor aangegeven is het niet noodzakelijk dat het beding zelf de rechtvaardiging bevat. Als de rechtvaardiging niet in het beding is opgenomen en de werkgever het beding wil inroepen, dan zal hij de objectieve dringende reden dus alsnog moeten geven, anders is het beding nietig. Bestaande bedingen waarin de objectieve rechtvaardiging niet is opgenomen, kunnen op deze manier in stand blijven bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De rechtvaardiging van een beding kan daarnaast, onder omstandigheden zoals tijdsverloop, wijzigen.
Een werknemer die het niet eens is met een door een werkgever gegeven (objectieve) rechtvaardiging kan hier tegenop komen bij de civiele rechter.
Advies
Het advies is om de nieuwe regelgeving te verwerken in eventuele nevenwerkzaamhedenbedingen in nieuwe (model)arbeidsovereenkomsten.
Wilt u hierover meer weten? Neem gerust contact met ons op via 040 – 400 28 28